De voorzieningenrechter in Utrecht heeft recentelijk bepaald dat een advocatenkantoor de cliëntenlijst en –administratie niet hoeft te overleggen met een advocatenkantoor dat hier wel om verzocht had. Dit laatste advocatenkantoor zou aanwijzingen hebben dat het andere kantoor, nieuw opgericht door twee ex-partners, cliënten heeft ‘gestolen’.
Ex-partners starten eigen advocatenkantoor
Twee partners van de aanklagende partij verlaten het advocatenkantoor in de zomer van 2017 om in Zeist een eigen advocatenkantoor te starten. Maar liefst vier advocaatmedewerkers besluiten met deze twee partners mee te gaan naar het nieuwe kantoor. Een nieuwe cliënt van dit advocatenkantoor in Zeist blijkt een zusterbedrijf te zijn van een partij die cliënt was van hun vorige advocatenkantoor. Deze cliënt maakt ook deel uit van een groep en een rechtspersoon uit deze groep is eveneens cliënt van het nieuwe advocatenkantoor. Het advocatenkantoor waar de ex-partners eerder actief voor waren wees op relatiebedingen die door beide partners waren ondertekend. Zij zouden voor de duur van 24 maanden geen cliënten aan mogen nemen die door hun voormalige advocatenkantoor werden bediend. De partners stellen dat zij geen overeenkomsten hebben met de betreffende cliënt, maar uitsluitend met de nieuwe rechtspersoon en de zusteronderneming.
Advocatenkantoor eist inzage in de cliëntlijst en –administratie
Het advocatenkantoor dat de medewerkers kwijtraakte aan het nieuwe kantoor besloot om een kort geding te starten. Zij eisten inzage in de cliëntlijst en –administratie om vast te kunnen stellen of er daadwerkelijk geen opdracht overeenkomsten zijn gesloten met partijen die eerder cliënt waren van hun advocatenkantoor. Daarnaast wil het advocatenkantoor inzage in facturen en mailverkeer betreffende opdrachtbevestigingen. Tot slot eist het advocatenkantoor subsidiair dat het nieuwe kantoor in Zeist medewerking verleent aan een dekenonderzoek, op straffe van een dwangsom.
Aanwijzingen blijken onvoldoende
Het hebben van ‘aanwijzingen’ voor het ‘stelen’ van cliënten bleek al snel niet voldoende te zijn. Het advocatenkantoor zou volgens de voorzieningenrechter geen rechtmatig belang hebben bij het inzien van de cliëntlijst en de –administratie. De partij heeft ‘onvoldoende handen en voeten gegeven’, volgens de voorzieningenrechter. Het hebben van ‘aanwijzingen’ volstaat niet, zeker niet zonder dat deze aanwijzingen nader werden toegelicht in reactie op het verweer van de betreffende gedaagde. De voorzieningenrechter onderstreept dat de betreffende informatie vertrouwelijk is en daarmee viel het besluit dat de stukken niet overlegd hoeven te worden.
Geen sterke zaak
Met het besluit wil de voorzieningenrechter vooral voorkomen dat het eindigt in eindeloos touwtje trekken tussen de twee advocatenkantoren. Het advocatenkantoor dat het kort geding startte had dan ook geen sterke zaak. Als advocaat wil je er natuurlijk altijd voor zorgen dat je zaak zo sterk mogelijk is. In bepaalde gevallen betekent dit dat je moet kunnen rekenen op de kennis, ervaring en het juist handelen van andere partijen, zoals een deurwaarder. Via FORES kun je altijd snel en makkelijk de juiste deurwaarder in de juiste omgeving inschakelen. Wil je meer weten? Maak dan online een account bij ons aan!